|
||||||||
|
Het wordt stilaan zo goed als ondoenbaar om het oeuvre van Wim Mertens te blijven behappen, maar één ding is zeker: ook na ruim vier decennia blijft hij bijzonder geïnspireerd componeren en slaagt hij erin, zoals zijn status dat eigenlijk vereist en verantwoordt, de vinger aan de pols van de tijd te houden. We beleven woelige tijden, zoveel is wel zeker en in de negen stukken, die deze nieuwe plaat omvat, probeert de componist te vertellen wat voor hem “robuustheid”, of “stevigheid” zoal kan betekenen. Daarbij moet aangenomen worden dat enige robuustheid nodig is voor de mens, om te kunnen omgaan met de deining, die de woelige wateren van vandaag teweegbrengen. Het opus -want dat is het wel- brengt je in 51 minuten langs verschillende vormen en stadia van beweging, al dan niet aangenaam, en het antwoord daarop van de componist. Opener “Betont” -let op de woordspeling en de dubbele bodem- zet meteen de toon met een bijzonder ritmisch patroon en met een orkest dat intussen uit ruim twintig muzikanten bestaat en die zowat de hele scala aan beschikbare klanken omvat, van toetsen tot snaren en blazers van allerlei slag. Het klankenresultaat verschilt niet zo erg veel van wat een heus symfonie-orkest weet te presenteren en, al vraagt de plaat enige inleving en dus herhaling, zodra je de sfeer doorhebt, kom je, zoals we dat van Mertens gewend zijn, terecht in een bad van mooie klankenreeksen, die in één moeite ook bijna automatisch visueel vertaald kunnen worden, door wie dat wil. De eerste track die van deze plaat bij mij binnenkwam, Polytics -alweer zo’n jeu de mots- laat Mertens horen, zoals we hem telkens weer het liefst horen: repetitief en schijnbaar onverstoorbaar, maar tegelijk helemaal ontvankelijk voorde schoonheid, die voor het grijpen ligt door wie wil kijken, luisteren en voelen. Door het gebruik van de verschillende instrumentengroepen en door de herhaling, weet Mertens telkens weer een sfeer te creëren die rijk en veelzeggend is, maar tegelijk veel vraagt van de luisteraar. -Je oet bij hem als het ware, “mee gaan” in de compositie, mee deinen op het ritme dat de muziek aangeeft, om helemaal te kunnen begrijpen waar hij naartoe wil. Hier lijkt me dat de vaststelling, de wetenschap, de geruststelling te zijn, dat, ondanks alle heisa, de mens toch in staat is om overeind te blijven in een omgeving en een klimaat die het tegenovergestelde lijken te willen. Luister maar naar “Earth Pores” een uitgelaten jubelzang of “Drenched in Zink”, waarin de poëzie de boventoon voert middels heerlijke fluitklanken. Dat brengt ons haast vanzelf bij “Marina’s Music”, een hommage aan de Russische dichteres Marina Tsvetajeva, ooit wereldberoemd maar nu wat vergeten. Dat is best jammer, want een aantal van haar gedichten blijven, ook na bijna een eeuw, bijzonder leesbaar en dat is Mertens kennelijk niet ontgaan en hij laat haar dan ook op de achtergrond mee fungeren als een soort bindmiddel-voor-twijfelende-mensen. Hey komt allemaal wel goed, durf je te denken, nadat je deze zoveelste prachtplaat een aantal keren hebt beluisterd. In december kunnen we Mertens en zijn muzikanten nog eens in eigenland zien, van Ieper tot Diest, via Gent, Brussel of Antwerpen. Ik weet alvast wat mij te doen staat! (Dani Heyvaert)
|